dinsdag 8 september 2009

Dauphin

Zoals beloofd een verslag van de ritten rond Dauphin tijdens mijn vakantie. Daaronder ook twee beklimmingen van de Ventoux.


Zoals beloofd, hieronder vakantieperikelen. Veel leesplezier!



Eerste Tocht



We zijn al een aantal dagen in Frankrijk, maar de fiets is nog onaangeroerd. Op ons chambre d’hotes adres overweeg ik of ik de Alpigap cyclo zal fietsen. Vanwege geen internetverbinding probeer ik via Nederland inschrijf informatie te verkrijgen, wat maar half lukt. De zaterdag dat we richting ons huisje op de camping vertrekken realiseer ik me ineens dat ik geen gezondheidsverklaring bij me heb. Laat dan ook maar.



Nadat we ons op zaterdag geïnstalleerd hebben, moet er zondag natuurlijk direct gefietst worden. Geen rondje rond de camping om even te acclimatiseren, nee, het gaat meteen naar de enige berg op redelijke fietsafstand: de Montagne de Lure. Vanaf de camping tot de top is het 40 kilometer. De klim zelf is zo’n 18 kilometer en loopt van ruim 600 meter naar 1700 meter. Een echte berg dus. Mooi op tijd, want overdag is het echt warm, vertrek ik. Hoewel de omgeving prachtig is, evenals het weer, wil het niet zo lukken. Als ik na een kilometer of 20 aan de voet van de berg ben stop ik even om de helm af te doen, wat te drinken en alle getalletjes in me op te nemen. Vervolgens gaat het loos. Veel te hard natuurlijk, want ik wil veel te veel. Ik wil bevestiging dat ik goed getraind ben, ik wil laten zien dat ik niet in de war raak van 1200 hoogtemeters. Helaas.



Zoals altijd loopt de eerste klim als je in de bergen bent voor geen meter, en dit is geen uitzondering. Leer ik het dan nooit? Het asfalt is maar matig, en de temperatuur loopt snel op. Bovendien stikt het hier van de vliegen die bloedirritant al zoemend om je kop met je mee naar boven schijnen te willen. Er gaat veel energie zitten in de ergernis hierover, en het molenwieken om mijn metgezellen te verjagen. Na een bocht zie ik een drietal fietsers voor me en denk dat ik een mooi richtpunt heb. Helaas, hun tempo is zo laag dat ik binnen een paar honderd meter aansluit en er onder een nonchalant “ça va?” direct overheen ga. Dat is één van de fietser toch te gortig en hij sluit aan om effe een praatje te maken. Hij, type tanige krasse knar, komt hier uit de buurt, en ik? Ik vertel ‘m in het kort van mijn hoed en rand, waarna hij me succes wenst en zich weer laat afzakken.



Zonder noemenswaardige incidenten kom ik boven, waar het uitzicht wel heel erg mooi is. Ik kan er echter nauwelijks van genieten. Ben redelijk kapot, en erg teleurgesteld dat het zo slecht ging. Ik neem me ook voor om thuisgekomen toch die 27 cassette er op te gooien. Dan maar een watje. Ik hijs me in mijn Livestrong windjack, wordt in mijn been gebeten door een vlieg formaat huismus, en begin aan de afdaling. Dat is een lange, want op een klein wipje van een kilometer na, gaat het eigenlijk zo’n 40 kilometer naar beneden. Thuisgekomen gooi ik mijn fiets tegen de veranda, en ga mijn wonden likken.



Tweede tocht



De tweede tocht moet er een van een andere orde worden. Ik heb in de tussentijd het boek “De nieuwe fiets” van Dirk Jan Roeleven gelezen, op advies van Carlo. Ik vertel Ans dat ik het maar een matig boek vind, maar terwijl ik in mijn pedalen klik vraag ik me af waarom eigenlijk. Door direct fout te rijden kom ik op de beklimming van de Col met de prachtige naam “Col de la Mort d’Imbert”. Die onverwachte beklimming geeft me tijd om over het boek van Roeleven na te denken. Waarom ik het maar matig vond? Omdat de schrijver (die zijn nieuwe fiets in Italie gaat ophalen en deze vervolgens naar Amsterdam rijdt) veel te veel sentimentalista is, en veel te weinig cyclista. Tenminste, naar mijn maatstaven. Ik zou niet zo vaak de trein hebben genomen, hebben geweten dat de hoge cols in mei nog dicht zijn. Kortom, ik zou veel meer met het fietsen bezig zijn geweest. Ik begin echter erg te twijfelen of dat wel zulke goede argumenten zijn. Ben ik ook niet begonnen als sentimentalista, en langzaam verworden tot een cyclista? Niet dat dat nou verkeerd is, maar je moet natuurlijk niet vergeten waar je vandaan komt en waar je roots liggen. Kortom, vandaag wordt er gefietst als een sentimentalista. Eens kijken of ik heb boek na deze tocht beter kan waarderen.



Na mijn onverwachte kenninsmaking met de Col met de prachtige naam, daal ik af naar Manosque. Het drukke stadje door kom ik op de al even drukke D907. Snel kan ik er niet af, want het loopt hier aardig omhoog. Ik maak kennis met een nieuwe vriend: de 39*24. Gisteren heb ik de daad bij het woord van eergisteren gevoegd, en mijn cassette achter vervangen. 39*24 en ik blijken het goed te kunnen vinden samen, en gezamelijk doen we bijna alle beklimmingen van vandaag. Op de top van weer een klimmetje kan ik rechtsaf, richting de route die ik oorspronkelijk in gedachten had. Ik daal en klim over de D105, richting St. Michel L’Observatoire. Prachtig verlaten weggetje, echt iets voor een sentimentalista. Met mijn goede voornemen in gedachten stop ik, en maak een foto van het prachtige uitzicht.



Vlak buiten St. Michel L’Observatoire zie ik een groepje fietsers voor me, maar ze blijken van dezelfde orde als op zondag op de Montagne de Lure: traag. Met mijn 39*24 dender ik er langs, onderwijl “besjoer” mompelend. De jongste van de groep, althans zo ziet hij er uit, neemt de handschoen op en duikt in mijn wiel zie ik in een ooghoek. Heel even geef ik hem de illusie dat hij me bij kan houden, maar een kleine versnelling is voldoende om alleen de weg te vervolgen richting Revest des Brousses. Op asfalt als een biljartlaken zoef ik naar beneden. Vlak na dit dorp gaat het linksaf richting Simiane La Rotonde. Het worden de mooiste 10 kilometer van de tocht. Het hele stuk op de D18 ben ik volledig alleen, en als ik afzink richting Simiane zie ik een prachtig dorpje tegen een bergwand gekleefd. De lange weg hierna richting Revest du Bion is saai, tot ineens aan mijn linkerkant mijn afspraak voor later deze vakantie opdoemt: de Mont Ventoux, indrukwekkend als altijd. Vanaf hier gaat het in één lange afdaling, onderbroken door een paar korte beklimmingen, over de D950 terug naar Forcalquier en vervolgens de camping.



Heerlijk gefietst over 105 kilometer en iets meer dan 1500 hoogtemeters. Zou het door het sentimentalista fietsen komen dat het zo lekker ging? Of toch gewoon door de vele trainigskilometers? Het doet er eigenlijk ook niet zoveel toe. En Roeleven? Die belijdt het sentimentalista teveel met de mond, en te weinig met de benen.



Derde tocht



In de herkansing vandaag: de Montagne de Lure. Ik heb intussen gelezen dat Contador dit jaar nog op de top zijn armen in de lucht kon gooien toen hij een etappe van Parijs – Nice hier winnend afsloot, dat geeft het geheel toch weer wat meer cachet. Vandaag gaat het niet alleen op, maar ook over de Montagne. Een ritje met een kleine 3000 hoogtemeters, geen kattepis dus. En meteen de mogelijkheid eens te kijken of het wat beter gaat dan de eerste rit.



Dat gaat het, maar niet van harte. Ik ben uiteindelijk een minuut of 5 sneller boven dan zondag, maar hoe ik ook stoemp en zucht, meer dan 200 hoogtemeters per kwartier maak ik niet, en dat baart me, met het oog op de Mont Ventoux, toch wel zorgen. Desalniettemin begin ik goedgemutst aan de afdaling. Eerst over een slecht wegdek, dan over een heel smal weggetje. Wel heel mooi. De afdaling verloopt erg onregelmatig, en daar ben ik niet blij mee, want ik heb een hekel aan dat soort klimmen. Ik daal af tot Valbelle, gooi mijn bidons vol en draai om. En inderdaad, het klimmen gaat steeds slechter. Uiteindelijk kom ik uitgewoond boven. De klim is niet zwaar, ik heb ‘m in zijn geheel op het middenblad gefietst, maar ik ben gesloopt. Gelukkig zijn de daarop volgende 40 kilometer zo’n beetje allemaal berg af. Conclusie: het wordt spannend op de Mont Ventoux om onder de 1.50 te komen, en dat valt me vies tegen.



Eerste keer Mont Ventoux



Ik zit er eigenlijk meer tegenaan te hikken dan dat ik me er op verheug, dus duurt het tot dinsdag in de tweede week van de vakantie voordat ik mijn afspraak met de Mont Ventoux gestalte ga geven. Mijn voornemen om vroeg aan de start te staan kan ik niet helemaal uitvoeren. We rijden via de Gorges de la Nesque en die hebben Ans en de kids nog niet gezien, dus stoppen we daar uitgebreid. Het is tenslotte vakantie! Ik stap vlak voor Villes sur Azon uit en draai me warm. Beetje overbodig, want de temperatuur is al opgelopen tot 26 graden. En het is pas tien uur. Ik voeg me bij Ans en de jongens, lever alles wat ik missen kan in, en ga naar de startstreep. Wat volgt is een bakoven, en heel veel vochtverlies. En het is druk op de berg. Zo druk heb ik het nog niet eerder mee gemaakt. Ik het begin haal ik heel veel mensen in, goed voor de moraal. En de benen? Tsja, eigenlijk niet veel bijzonders. Net als eerder deze vakantie. Ik krijg de 24 redelijk rond, stap af en toe terug naar de 27 en zie dat ik al snel een minuutje voorsprong heb op het schema van mijn vorige rit, waarna zich dit verschil stabiliseert. Parcourskennis helpt, maar toch duurt het weer lang voor ik Chalet Reynard bereik. De wind die ik al de laatste kilometer in het bos voelde begroet ik met een diepe inwendige zucht. Eindelijk verkoeling! Ik ben letterlijk drijfnat, en met een stevig Mont Ventoux-windje wil de gevoelstemperatuur dan wel zakken. Ik heb nog even nodig om van het kooppunt af te komen, maar dan gaat het dan ook cresendo. De 24 wordt een 21, wordt een 19 en wordt zelfs even een 17. Dan komt die vermaledijde laatste kilometer en die nekt me behoorlijk. Ook omdat de wind keihard in mijn snufferd blaast op dat stuk, sta ik zo’n beetje stil. Toch valt de tijd me mee: 1 uur 46 minuten en 5 seconden. Toch vervaarlijk dichtbij de geplande 1 uur 45. Uiteindelijk 3 minuten en 30 seconden sneller dan de vorige keer. Ik ben snel hersteld en stap gauw de auto in, want het is koud. Tevreden gaat het terug naar de camping.



Tweede keer Mont Ventoux



En toch zit het me niet lekker. Zonder die hitte had ik toch een stuk harder moeten kunnen. Daarom de daad maar weer eens bij het woord gevoegd, en donderdag, twee dagen na de eerste poging, heel vroeg opgestaan om de hitte voor te zijn. Het plan leek te mislukken, want als ik om een uur of 8 in Bedoin aankom is het al weer 23 graden. Echter, geholpen door een lichte bewolking neemt de temperatuur nauwelijks meer toe, en zou het naarmate ik hoger kom mee moeten vallen. Door die hoge temperatuur gundik me nauwelijks een warming up en druk om half 9 de stopwatch in. De eerste kilometers ben ik nog niet rustig in mijn kop. Nu het gezin niet aan de kant staat om me te supporteren moet ik alles zelf meezeulen. Extra drinken, jack, armstukken telefoon, noem maar op. De zonnebril die ik op heb irriteert alleen maar. Als ik ‘m wil wegstoppen laat ik ‘m vallen. Stoppen. Omdraaien. Oprapen. Wegstoppen. Doorfietsen. Ook al niet bevorderlijk voor de rust. Toch ben ik bij St. Esteve een minuutje sneller dan eergisteren. Dat zeg natuurlijk niets, want hier begint het klimmen pas. Ik merk dat ik de 24 moeilijk rond krijg en ben erg blij met mijn 27. Die loopt wel en gaat er eigenlijk de hele klim door het bos niet meer af. Gelukkig is het een stuk koeler dan dinsdag, maar ik ben ook minder gefocust dan dinsdag merk ik. Mijn hartslag kan ik zo’n 7 a 8 slagen onder die van dinsdag houden, zonder dat ik tijd verlies. Op het stuk na het Chalet geef ik nog eens flink gas, en de laatste kilometer gaat veel beter dan dinsdag. De tijd valt me wat tegen. 1 uur 45 minuten en 23 seconden. 42 seconden sneller dan dinsdag, maar ik ben boven net zo leeg. Conclusie mag dus zijn dat dit mijn grens is op dit moment. Ik dacht dat ik er wat beter voor stond, maar het is nu wel duidelijk in ieder geval. Dat brengt rust in het koppie en ik geniet van de afdaling, waar ik de 80 km/u nog bijna aantik.

Geen opmerkingen: